Afschaffen van de pijlers en toch weer niet echt
Tot in de laatste rechte lijn naar wat titel 7 van de wet van 18 juni 2018 zou worden, voorzag het wetsontwerp in het afschaffen van de gekende pijlers: bemiddeling in familiezaken, bemiddeling in burgerlijke en handelszaken en bemiddeling in sociale zaken.
Uiteindelijk werden de pijlers niet met zoveel woorden terug ingevoerd, maar wordt wel geëist dat wie voor erkenning als bemiddelaar in de zin van het gerechtelijk wetboek in aanmerking wil komen een bijkomende specialisatie moet volgen en slagen voor de examens.
Tijdens de parlementaire bespreking van het wetsvoorstel uitten zowel een aantal specialisten als kamerleden de bezorgdheid dat meer bepaald in familiezaken pas (en minder pas) opgeleiden zich niet voldoende bewust zouden zijn van de uitdagingen die het bemiddelen in deze zaken inhield.
Als gevolg hiervan werden de tot dan toe voorziene opleidingsvereisten gewijzigd.
Voortaan wordt geëist “een theoretische opleiding, met inzonderheid een juridische component, en praktische vorming in bemiddelingsvaardigheid en het bemiddelingsproces, waarbij de focus ligt op de algemene en specifieke kennis en competenties eigen aan een bijzonder domein van de bemiddelingspraktijk in de zin van dit Wetboek en geslaagd zijn voor de desbetreffende evaluatieproeven.” (art. 1726 §1, 2° Ger. W.)
Kortom: geen pijlers wel een basisopleiding gevolgd door één specialisatie.
Meteen stelt zich de vraag naar de verhouding tussen basisopleiding en specialisatie.
Voor de minister van Justitie gaat het hier om twee van elkaar te onderscheiden opleidingen.
Op een in de Kamercommissie Justitie gestelde vraag antwoordde hij duidelijk en ondubbelzinnig dat een basisopleiding die is voltooid voor 1 september 2019 onder de oude wetgeving valt, maar dat voor de noodzakelijke specialisatie-opleiding de nieuwe regels zullen gelden.
Kandidaten die deels gebruik maken van de oude regeling en deels van de nieuwe regeling zullen hun erkenning moeten aanvragen voor 1 september 2020 (combinatie standpunt minister met de overgangsbepalingen vervat in art. 239 van de W. 18 juni 2018)
De nieuwe wetgeving maakt een aangepaste opleiding noodzakelijk die rekening houdt met wet en de in het parlement ge-uitte bezorgdheden over de kwaliteit van bemiddelaars die wensen te bemiddelen in familiale zaken.
Bovendien werd in de kamer gesteld dat tegenover de bescherming van het beroep een garantie van kwaliteit dient te staan.
Eind maart werd een tweede en voorlopig laatste versie van het programma van vernieuwde opleiding aan de opleidingsinstituten gestuurd.
Voorzien wordt een basisopleiding van minimum 100 uur, gevolgd door een specialisatieopleiding van minimum 60 uur voor wie familiale bemiddeling als specialisatie kiest en 30 uur voor andere specialisaties.
De verplichting naast een basisopleiding ook een specialisatie te volgen heeft aldus de minister, niet tot gevolg dat deze specialisaties kunnen leiden tot wat hij deelmonopolies noemt. Elk erkend bemiddelaar mag en kan bemiddelen in alle materies.
Het beroep van erkend bemiddelaar in de zin van het gerechtelijk wetboek wordt beschermd en strafrechtelijk gesanctioneerd in artikel 227quater van het strafwetboek. Deze bescherming geldt voor de erkende bemiddelaar, niet voor de specialisaties. M.a.w. het beroep van erkend bemiddelaar is beschermd, niet de specialisatie.
Opdat geen erkende bemiddelaar zich zou wagen op een terrein dat hij niet beheerst, rekent de minister op een strenge deontologie.
Bemerk dat door de wijzigingen aan artikel 1726 §1 van het gerechtelijk wetboek de vereiste voor erkenning: ‘op grond van een in het heden of in het verleden uitgeoefende activiteiten doen blijken van een bekwaamheid die door de aard van het geschil is vereist’ is weggevallen.
Deze vereiste is wel vertaald in de Gedragscode door de FBC uitgevaardigd bij beslissing van 18 oktober 2007 https://www.fbc-cfm.be/sites/default/files/content/explorer/Gedragscode.pdf. Deze gedragscode blijft gelden tot een nieuwe Deontologische code door de bevoegde commissie is uitgewerkt en door de Algemene vergadering van de Federale bemiddelingscommissie is goedgekeurd.
Tenslotte stelt zich de vraag of het afschaffen van de pijler bemiddelaar in familiezaken invloed zal hebben op B.T.W.-vrijstelling die tot nu geldt.
Hoe de B.T.W.- administratie zal reageren op de gewijzigde wet is niet te voorspellen. Inhoudelijk verandert er niets aan de taak van een bemiddelaar die optreedt in familiezaken. Enkel de titel vervalt. Ter herinnering: de vrijstelling toegekend aan de bemiddelaar in familiezaken catalogeert de activiteiten van een bemiddelaar in familiezaken als gezinsvoorlichting en acht op die basis de uitzondering, voorzien bij artikel 44 §2, 5e B.T.W.- wetboek, van toepassing. (Beslissing nr. E.T.111.653 dd. 22.09.2006)
Maria Leentje Hozée
Advocaat en erkend bemiddelaar
Vennoot Vandeputte & Hozee BVBA